Geslaagd industriedebat in LUX

Op 6 maart hield de IKN haar bijeenkomst in de vorm van een LUX-debat, met als titel ‘Ruim baan voor de maakindustrie!’. Het werd een levendig debat, met deelname van politici van diverse partijen en regiogemeenten. Behalve leden kwamen ook tientallen andere belangstellenden op het debat af.

Tijdens het debat, onder voorzitterschap van prof.dr. Ben Dankbaar, kwam een zevental stellingen aan de orde.
Deze stellingen werden vervolgens voorgelegd aan de deelnemende politici, te weten Hans van Hooft, kandidaat voor de SP in Nijmegen, Henk Plaizier, wethouder EZ en kandidaat voor de VVD in Beuningen, Jos Reinhoudt, kandidaat voor GroenLinks in Nijmegen, Tom Smit, kandidaat voor D66 in Nijmegen, Mark Buck, kandidaat voor het CDA in Nijmegen en Rutger Zwart, kandidaat voor de PvdA in Nijmegen. Mark Wintjes, kandidaat voor het CDA te Wijchen, liet helaas vlak voor het debat verstek gaan. In zijn plaats nam Mark Buck deel.

Stelling 1: “De industrie ontbreekt geheel ten onrechte in het beeld dat stad en regio van zichzelf hebben en naar buiten toe uitdragen”. De IKN vindt dat het in de lokale politiek veel te weinig over de economie en de industrie gaat, terwijl een gezonde economie zonder maakindustrie niet denkbaar is. De IKN waardeert de belangstelling voor industrieel erfgoed, maar zou de huidige industrie tenminste net zo veel belangstelling toewensen.
Henk Plaizier zegt dat we elkaar erg hard nodig hebben. In Beuningen is er veel aandacht voor de industrie.
Jos Reinhoudt zegt dat er wel een kern van waarheid in zit. We mogen best wat trotser zijn op de industrie en dat wat meer uitdragen.
Tom Smit zegt dat D66 de rode loper wil uitleggen voor de industrie.
Mark Buck is het oneens met de stelling maar ziet wel mogelijkheden om meer verbindingen tot stand te brengen.
Rutger Zwart is het eens met de stelling. Hij vindt dat er te veel nadruk ligt op de gesubsidieerde sector en vindt dat de industrie meer gepromoot en ondersteund moet worden.
Hans van Hooft spreekt van een calimero-effect. Hij vindt de industrie heel belangrijk maar ze moet zichzelf kunnen bedruipen.
Gerard van Gorkum vraagt wat de regio gaat doen om weer meer bedrijven hier naartoe te halen.
Rutger Zwart zegt dat het vestigingsklimaat nog onvoldoende is. Er is een brede strategie nodig om een interessante maakstad te worden. De potentie wordt nog te weinig benut. De Nijmeegse ‘Economische Innovatie Agenda 2020’ bevat die strategie nog niet.

Stelling 2: “De aandacht voor fiets en openbaar vervoer is in de regio doorgeslagen”. De IKN vindt goede fietsverbindingen van groot belang, alleen al voor de eigen werknemers. Maar is het vanuit oogpunt van milieu, doorstroming en veiligheid altijd verstandig om fietsers voorrang te geven? En wordt het niet eens tijd dat het OV zich (veel) meer richt op werknemers, in plaats van (voornamelijk) op ouderen, scholieren en studenten? En wanneer wordt er iets gedaan aan de ‘rode golf’ in de stad?
Rutger Zwart is het niet eens met de stelling. Hij vindt de bereikbaarheid enorm verbeterd. Een tram is wat hem betreft niet nodig. Op termijn heeft een doorgetrokken A73 grote voordelen voor de doorstroming en het vestigingsklimaat. Hij zegt dat betere bereikbaarheid direct economisch effect heeft.
Henk Plaizier zegt dat een verlengde A73 het woongenot in Beuningen te veel zou aantasten.
Jos Reinhoudt zegt dat er al miljoenen in het autoverkeer zijn gestopt. De verlengde A73 moet er wat hem betreft nooit komen.
Tom Smit zegt dat er in de stad behoefte is aan dynamisch verkeersmanagement. Er is onderzoek gedaan en de doorstroming kan belangrijk verbeterd worden.
Mark Buck zegt dat er in Nijmegen nog veel mensen bij zullen komen. De werklocaties moeten goed bereikbaar zijn en blijven. Hij zegt dat een busbaan ook asfalt is, maar daar hoor je de Nijmeegse politiek nooit over.
Hans van Hooft vindt het ‘flauwekul’. Hij vindt de doorstroming voldoende. Het is niet de bedoeling van de SP om auto’s stil te zetten, maar sinds de opening van de Oversteek, vindt hij de problemen ‘klein bier’.
Jan Willem de Rover zegt dat Nijmegen een rondweg mist. Verder bleek Nijmegen volgens TomTom een van de steden met de slechtste doorstroming van Europa.

Stelling 3: “Nijmegen moet binnen vier jaar weg uit de top tien van steden met de hoogste lasten voor bedrijven”. De IKN vindt de lasten voor het bedrijfsleven veel te hoog. Samen met de slechte doorstroming, problemen met vergunningen en de minder goede reputatie op andere gebieden leidt dat tot achterstand voor met name de stad Nijmegen bij de werving van nieuwe bedrijven en pakt het ook onvoordelig uit voor het bestaande bedrijfsleven.
Henk Plaizier zegt dat in Eindhoven een veel nauwere samenwerking is tussen bedrijfsleven en overheid.
Jos Reinhoudt vindt een tweede plek ‘niet briljant’. Aan de andere kant zijn de kennisinstellingen en het woonklimaat volgens hem belangrijker als vestigingsfactor.
Tom Smit vindt dat we de lasten in elk geval vast moeten zetten, zodat ze niet nog hoger worden.
Mark Buck is het eens met de stelling maar vindt het een hoge ambitie.
Rutger Zwart vindt dat de lasten op termijn verder omlaag moeten maar vier jaar vindt hij wel heel snel. Hij vindt dat ze binnen tien tot vijftien jaar naar een normaal niveau moeten.
Hans van Hooft zegt dat een verhoging van de rente meer invloed heeft op de kosten van het bedrijfsleven. Hij wil ieder jaar duizend woningen erbij. Daar heeft het bedrijfsleven veel meer aan.
Johan Kluitmans zegt dat NXP een perceel van 21 hectare heeft. Dat leidt tot een zeer hoog bedrag aan OZB. Dat telt allemaal mee in de afzetprijzen.

Stelling 4: “De gemeente mag onder geen beding andere of strengere regels stellen dan in de landelijke regelgeving is vastgelegd”. De IKN vindt dat Nederland strenge regelgeving heeft en bovendien ook nog veel strenger handhaaft dan het buitenland. Daarom moeten de regionale overheden daar niet nog eens extra regels bovenop leggen, want dan wordt de concurrentie met andere regio’s en andere landen wel heel lastig.
Henk Plaizier zegt dat de ambtenaren steeds meer naar buiten gaan en met de ondernemers meedenken.
Jos Reinhoudt vindt dat de lokale situatie om andere regels kan vragen.
Tom Smit zegt dat in nieuwe wetgeving, zoals in de Omgevingswet, de mogelijkheden om lokaal af te wijken steeds kleiner worden.
Mark Buck zegt dat we open moeten staan voor problemen van ondernemers met lokale regelgeving.
Rutger Zwart zegt dat nadere regels in overleg met de ondernemers opgesteld moeten worden. Ondernemers moeten ook weten waar ze aan toe zijn.
Gerard van Gorkum zegt dat er vaak te veel gekeken wordt naar wat niet kan. Daarnaast zijn veel regels ook niet duidelijk. Een lokale afwijking van landelijke regels is ook vaak negatief.

Stelling 5: “Er moet een einde komen aan het bouwen van woningen in de buurt van industrieterreinen”. De IKN vindt dat de bedrijvigheid te vaak belemmerd wordt doordat er woningen te dicht op de werklocaties staan. Daarom moeten er in elk geval geen woningen meer bij komen in de directe nabijheid van maakbedrijven en moeten er waar mogelijk groene buffers aangelegd worden tussen woonwijken en werklocaties.
Jos Reinhoudt zegt dat je niet te dicht bij industrieterreinen moet bouwen als je de keuze hebt.
Rutger Zwart zegt dat met name in Weurt woningen te dicht op het bedrijventerrein staan.
Johan Kluitmans zegt dat NXP min of meer bij toeval te horen heeft gekregen dat de regels op het gebied van de BEVI zijn aangescherpt. Zestig jaar geleden lag de fabriek in ‘the middle of nowhere’. Nu zou de bouw van NXP niet meer mogelijk zijn.
Hans van Hooft vindt het ‘schandalig’ dat NXP niet actief geïnformeerd is over de wijziging van de BEVI-regels op industrieterrein Winkelsteegh. Hij wil wel de asfaltproductie van DURA Vermeer terugdringen.

Stelling 6: “Het Nijmeegse Ondernemersfonds moet worden uitgebreid en gebruikt worden voor de ondersteuning van veelbelovende starters met een technische achtergrond”. Het OF is een kleine compensatie voor de toch al zeer hoge ondernemerslasten in Nijmegen. De IKN vindt dat het budget van het fonds de laatste jaren te veel is aangetast. Een verdere vermindering heeft nadelige gevolgen voor met name de werklocaties.
Henk Plaizier zou meer faciliteiten willen creëren voor startende en kleine technische bedrijven.
Jos Reinhoudt zegt dat starterssteun en speur- en ontwikkelingskosten niet uit het OF gefinancierd hoeven te worden. Hij zegt ook dat het geld voor het fonds gewoon uit de Nijmeegse begroting komt. Daar kunnen ondernemers niet over beslissen.
Tom Smit zegt dat we regionale centra voor samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven moeten oprichten en ook de universiteit daarbij moeten betrekken.
Mark Buck zegt dat het fonds een belangrijke rol speelt bij de cohesie en de onderlinge samenwerking op de werklocaties.
Rutger Zwart zegt dat het OF gehandhaafd moet worden en van de ondernemers moet blijven.
Hans van Hooft zegt dat het OF ontstaan is omdat er aan een landelijk plafond voor de ondernemerslasten gewerkt werd. Toen dat niet doorging, is besloten dit geld in het OF te stoppen en terug te ploegen naar de economie. Nu kan het weg wat hem betreft. Er zijn voor starters genoeg subsidies. Daarvoor is het fonds ook te klein.
Dick Alewijnse zegt dat de Raad of het college van B&W besluit over subsidies van het fonds. De taskforce van het OF geeft alleen maar een advies.

Stelling 7: “In het aanbestedingsbeleid van de gemeente moet meer ruimte geboden worden voor innovatie”. De IKN vindt dat de gemeenten nog te veel naar de kosten kijken en te weinig ruimte laten voor innovatieve inbreng van ondernemers. Ook zijn aanbestedingen vaak te groot, waardoor het MKB geen kans maakt.
Jos Reinhoudt zegt dat hij hier sterk voor is. De overheid laat kansen liggen op het gebied van innovatie en verduurzaming. Hij vindt ook dat (consortia van) ZZP-ers makkelijker moeten kunnen inschrijven.
Rutger Zwart zegt dat de overheid in de aanbestedingen voldoende ruimte moet laten voor ideeën van ondernemers.
Gerard van Gorkum zegt dat de adviseurs van gemeenten vaak te weinig verstand van zaken hebben. Hij raadt gemeenten aan meer zelf de regie te voeren.

Ben Dankbaar spreekt zijn bewondering uit voor de deelnemers en hun open manier van discussiëren en geeft het woord aan Willem Claassen van de ‘LiteraturJugend’, die het debat literair samenvat en afsluit.